De Omgevingswet, ingevoerd met de ambitie tot 'eenvoudig beter', is sinds 1 januari 2024 de nieuwe juridische paraplu voor alles wat de fysieke leefomgeving raakt. Een jaar na de start is 2025 geen revolutie, maar een periode van essentiële doorontwikkeling en bijstelling, waarbij de bouwsector te maken krijgt met de volwassenwording van een complex systeem.
De Omgevingswet in het kort en de realiteit van 2025
De kern van de Omgevingswet ligt in het bundelen van 26 wetten tot één, met als doel minder regeldruk en snellere besluitvorming door integrale afweging. Echter, de praktijk van 2024 toonde een aanzienlijke leercurve. De veranderingen in 2025 zijn veelal technische aanpassingen en verfijningen van de bestaande kaders. Het betreft onder meer wijzigingen in het Omgevingsbesluit, gerelateerd aan informatieverstrekking voor energiegebruik, en het 'Verzamelbesluit Omgevingswet 2025' dat specifieke regels introduceert voor onder meer stookinstallaties op waterstof en asbestsloopwerk. Deze detailaanpassingen, hoe technisch ook, zijn cruciaal voor de dagelijkse operatie in de bouw.
Integratie van vergunningen: de praktijk van de 'knip'
De Omgevingswet introduceert één omgevingsvergunning, maar splitst de beoordeling van bouwactiviteiten in een 'technische bouwactiviteit' en een 'omgevingsplanactiviteit' (voorheen ruimtelijke toets). Deze zogenaamde 'knip' betekent dat een bouwplan apart getoetst wordt aan bouwtechnische eisen en aan regels uit het omgevingsplan. Hoewel beide vergunningen gelijktijdig kunnen worden aangevraagd, is het juridisch-technisch gezien een splitsing. De praktijkervaringen van 2024 laten zien dat deze scheiding niet altijd de verwachte efficiëntie oplevert; het vraagt om een zorgvuldige afstemming tussen het bevoegd gezag en initiatiefnemers om dubbel werk of interpretatieverschillen te voorkomen. Voorheen werden deze aspecten integraal beoordeeld onder de Wabo.
Het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) onder de loep
Het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) is het centrale, digitale zenuwstelsel van de wet, waar aanvragen worden ingediend en regelgeving wordt geraadpleegd. In 2025 staat het DSO in het teken van doorontwikkeling en stabilisatie. De ontwikkelteams werken in kwartalen aan updates, zoals de 'Annotatierichtlijn' voor omgevingsdocumenten en voorbereidingen voor nieuwe versies van de STOP/TPOD-standaarden. Dit continue proces impliceert dat gebruikers, zoals architecten, projectontwikkelaars en aannemers, geconfronteerd blijven worden met updates en soms aanpassingen in de functionaliteit. De technische realiteit leert dat een stelsel van deze omvang 'kinderziektes' kent en een permanente leercurve vereist voor alle betrokkenen. De vervanging van PKIoverheidcertificaten in december 2025 illustreert de doorlopende technische aandacht die nodig is voor een stabiele werking.
Nieuwe eisen voor participatie: verwachting en uitvoering
Participatie, het vroegtijdig betrekken van belanghebbenden bij besluitvorming, is een hoeksteen van de Omgevingswet. In 2025 wordt de motiveringsplicht voor participatie steeds concreter: initiatiefnemers moeten aangeven hoe participatie heeft plaatsgevonden, wie betrokken waren, welk resultaat is opgehaald en wat met deze informatie is gedaan. Dit gaat verder dan een 'vinkje zetten' en vereist een strategische aanpak. Hoewel de wetgever participatie in principe vormvrij heeft ingestoken, kunnen gemeenteraden specifieke gevallen aanwijzen (vooral bij 'buitenplanse omgevingsplanactiviteiten') waar participatie verplicht is. Het nalaten hiervan kan dan leiden tot het buiten behandeling laten van een aanvraag. Dit legt een hogere druk op initiatiefnemers om proactief en zorgvuldig te werk te gaan, om zo draagvlak te vergroten en bezwaren in een later stadium te voorkomen.
De financiële weerslag: kosten, baten en onzekerheden
De Omgevingswet is ingevoerd met de belofte van efficiëntie, maar de financiële impact is tweeledig en deels nog onzeker. Voor gemeenten zijn de structurele effecten van de wet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) nog niet eenduidig; ramingen lopen uiteen van extra lasten tot minder lasten. Voor projectontwikkelaars en financiële instellingen brengt de verminderde vergunningplicht op bepaalde gebieden een nieuwe onzekerheid met zich mee. Waar voorheen een onherroepelijke omgevingsvergunning vaak een voorwaarde was voor financiering, is dit nu niet altijd meer beschikbaar. Dit vraagt om aanpassing van interne procedures bij financiële instellingen om risico's te beheersen en vertragingen in de afhandeling van aanvragen te beperken. De initiële investeringen in DSO en de aanpassing van werkprocessen door overheden en bouwbedrijven zijn substantieel, en de baten moeten zich nog volledig bewijzen.
Vooruitblik: Navigeren door de continuüm van verandering
De Omgevingswet, inclusief de wijzigingen in 2025, is geen statisch document, maar een levend stelsel dat continue aanpassing vraagt. Voor professionals betekent dit dat een diepgaand begrip van de technische, juridische en financiële nuances onontbeerlijk is. De focus verschuift van het interpreteren van de basisprincipes naar het beheersen van de operationele processen en het anticiperen op verdere verfijningen. Het is de nuchtere realiteit dat 'eenvoudig beter' in de praktijk neerkomt op voortdurende aandacht voor detail, adaptatie en effectieve samenwerking tussen alle actoren in de fysieke leefomgeving.
Gebruikte bronnen
- https://www.gemeentepeiler.nl/omgevingswet-participatie/
- https://iplo.nl/404-pagina?file=/publish/pages/183146/wijzigingen-in-het-stelsel-omgevingswet-per-1-juli-2025.pdf
- https://vastgoedregieacademie.nl/omgevingswet-2025-strengere-vergunningsprocedures/
- https://iplo.nl/404-pagina?file=/publish/pages/216298/dso-plannen-3-kwartaal-2025.pdf